Antichrist

De Übermens zit op een troon,
Verheft tegen Gods Zoon.
Het Babylon verdeeld in drie stukken,
globalisme, aardse vrede zal hem lukken.
De slang, draak, geeft hem zijn macht.
Lastering tegen God die hij veracht.
Satan die zich toont als engel van licht,
een aards koninkrijk sticht.
Fascisme, revolutie, zijn kinderen.
Met een dorsvlegel zal hij slaan,
tot oecumenische waan.
Niets zal hem hinderen.

Een adelaar grijpt het blauwe paard,
dat met geweld en Sharia rondwaart.
Werpt hem in Azië de spuwende rode draak,
de tijdgeest, het AI-egoïsme braak.
Een rivier werpt naar de vrouw
die zes weken zwanger, embryo,
een zoon baren zou.
De vervolgde bruid en Christus’ kerk
gedragen door Wind, Geest, Adelaarsvlerk.
Vliegt in de woestijn, buiten zicht
waar zij baart en een oase sticht.
Voor een begrensde tijd is zij daar.
Jezus is haar openbaar.

Treed op, jonge judaïsmeleeuw,
man tegen man, polarisatiestrijd, schreeuw.
De Europese veelkleurige koe,
daar wil Afrikaanse panter toe.
Volkerenmoord op het continent,
verwarring, chaos, Gods liefde ontkend,
klampt zich vast aan dictatuur.
Planeet aarde verbrandt door vuur.
Libertijnse welvaartsdroom.
De antichrist op een troon.

De nacht gaat voorbij,
bewegend de zee, het tij.
Wat is tijd, die vervliegt
en Jezus’ eeuwigheid ziet.
Zijn bruid, de vrouw en kerk,
zwaar vervolgd voor een tijd.
Wees niet bang, Jezus strijdt.
Overwinnen is Zijn werk,
alleen Zijn liefdes Geest
vormt vrijheid, vredebruiloft, feest.
Die het verstand te boven gaat.
Dank barmhartige Vader,
Die nooit loslaat.

sDg